01.08.2012, 18:34
.
Gelijk een doode lag uw bleeke hand
Stil in de mijne, in bleeke schemering.
En stervensgeur van welke bloemen hing
Mijn vingren aan, aroom van Doodenland
Ik wist: weldra zou zinken, zielloos ding,
Uw hand in álverslindend kerkhofzand,
De droeve bloemen, op uw graf geplant,
Nog voedend tot zij héel in stof verging.
Wij zwegen bang, ik voelde zeer nabij
Een huiverwind van vleugele' in 't vertrek.
De smart, die kwam, was ál te zwaar voor mij.
Doch wen ik schreiend de armen naar u strek,
Blijf vredig slapen, droom uw kindje blij.
Ik ween héel zacht, dat niet mijn klage' u wekk'.
Gelijk een doode lag uw bleeke hand
Stil in de mijne, in bleeke schemering.
En stervensgeur van welke bloemen hing
Mijn vingren aan, aroom van Doodenland
Ik wist: weldra zou zinken, zielloos ding,
Uw hand in álverslindend kerkhofzand,
De droeve bloemen, op uw graf geplant,
Nog voedend tot zij héel in stof verging.
Wij zwegen bang, ik voelde zeer nabij
Een huiverwind van vleugele' in 't vertrek.
De smart, die kwam, was ál te zwaar voor mij.
Doch wen ik schreiend de armen naar u strek,
Blijf vredig slapen, droom uw kindje blij.
Ik ween héel zacht, dat niet mijn klage' u wekk'.