25.09.2010, 21:56
Ik heb U dit te zeggen, dat Uw naam,
Zóó dier, zal prijken tot het eind der dagen,
Niet door U-zelf, maar door dit Boek, welks faam
Zal groeien met den Tijd; - als 't verre dagen
Van eene Zon, zwak uit zich-zelf, in tragen
Opgang, opkomend aan de kim, om saam
Met haar Aanbidder, door het ruim, in staêgen
Vuurgloed te branden, in een hoog verzaam.
Gij kúnt niet van mij af: ik zal U heffen,
Tot waar àl volkren biddende op u zien,
Eeuwig als een verdoemden brand in 't blauw.
Wánt Gij waart valsch: maar, dat Gij Mij kondt treffen
In Dit Groot Hart is waard om U te biên
Een eeuwge Glorie om uw eigen grauw.
Zóó dier, zal prijken tot het eind der dagen,
Niet door U-zelf, maar door dit Boek, welks faam
Zal groeien met den Tijd; - als 't verre dagen
Van eene Zon, zwak uit zich-zelf, in tragen
Opgang, opkomend aan de kim, om saam
Met haar Aanbidder, door het ruim, in staêgen
Vuurgloed te branden, in een hoog verzaam.
Gij kúnt niet van mij af: ik zal U heffen,
Tot waar àl volkren biddende op u zien,
Eeuwig als een verdoemden brand in 't blauw.
Wánt Gij waart valsch: maar, dat Gij Mij kondt treffen
In Dit Groot Hart is waard om U te biên
Een eeuwge Glorie om uw eigen grauw.