26.09.2010, 07:49
Mijn stemming is als van een stil-staand water,
Vlak uitgemeten in een wijde kom:
Wat anders daalde, en rees in luid geklater,
Is thans, als een mooi avond-weder, stom.
O, ik gevoel zoo innig, dat ik kom,
Door droef geschrei en helder-blij geschater,
Op tot mijns Levens hoogte-punt, en 'k som
Mijn smart van áltijd op, mijn heil van later:
Ik ben een Mensch, die véél heeft lief-gehad,
Die véél bemind was, en die áltijd wist,
Dat minnen zalig maakt, en Liefde Deugd is.
Maar nu ik sta op 't kruis-punt van mijn pad,
Weet ik zoo klaar, dat 'k zéér mij heb vergist,
En dat der Muze wil mijn een'ge vreugd is.
Vlak uitgemeten in een wijde kom:
Wat anders daalde, en rees in luid geklater,
Is thans, als een mooi avond-weder, stom.
O, ik gevoel zoo innig, dat ik kom,
Door droef geschrei en helder-blij geschater,
Op tot mijns Levens hoogte-punt, en 'k som
Mijn smart van áltijd op, mijn heil van later:
Ik ben een Mensch, die véél heeft lief-gehad,
Die véél bemind was, en die áltijd wist,
Dat minnen zalig maakt, en Liefde Deugd is.
Maar nu ik sta op 't kruis-punt van mijn pad,
Weet ik zoo klaar, dat 'k zéér mij heb vergist,
En dat der Muze wil mijn een'ge vreugd is.