26.09.2010, 08:51
Wen ooit uw oog zich weg van 't mijne wendt,
In koelheid of in toornend ziels-verachten,
En gij vergeefs mij op den straal laat wachten,
Den weer-straal op den straal, dien 't mijne u zendt -
Wen ooit uw ziel zich aan de mijne ontwent,
En ooit die lippen, die mij tegenlachten,
Tot bitter-wreeden trek zich plooiend, trachten
Het woord te spreken dat mijn Leven schendt, -
Ik zal u niets verwijten, niet verachten,
Want wie het Leven en het Noodlot kent,
Weet dat zij scheiden wat zij samen-brachten.
'k Wijs slechts uw eigen woord u, snood ontkend,
En zwijgend daal ik in den nacht der nachten,
Wen dán uw oog zich weg van 't mijne wendt.
In koelheid of in toornend ziels-verachten,
En gij vergeefs mij op den straal laat wachten,
Den weer-straal op den straal, dien 't mijne u zendt -
Wen ooit uw ziel zich aan de mijne ontwent,
En ooit die lippen, die mij tegenlachten,
Tot bitter-wreeden trek zich plooiend, trachten
Het woord te spreken dat mijn Leven schendt, -
Ik zal u niets verwijten, niet verachten,
Want wie het Leven en het Noodlot kent,
Weet dat zij scheiden wat zij samen-brachten.
'k Wijs slechts uw eigen woord u, snood ontkend,
En zwijgend daal ik in den nacht der nachten,
Wen dán uw oog zich weg van 't mijne wendt.