29.07.2012, 13:53
Zomer
I.
De rozengever Zomer heerscht alom,
Waar ik me ook wend betreed ik zijn gebied,
En mij, wie God de gave schonk van 't lied,
Slaat met zijn hoonlach hij de lippen stom.
O schoone koning Zomer, lach zoo niet!
Laat me u aanbidden in uw heiligdom,
Maar vraag niet zóo meedoogenloos waarom
Ik niet uw lof zing en uw pracht geniet.
Laat me in de schaduw van uw woudpalcis
Een wijle rusten van mijn levenslast,
Meer vraag ik niet, stel mij geen hooger eisch.
Duld me in uw woning als een vreemde gast,
Die zeer vermoeid is van een lange reis
En zwijgt of spreekt gelijk 't hemzelven past.
II.
Nu wil ik zoeken voor den zomernoen
Een koel groen woud, waar 't mos veerkrachtig is,
En, bij een donk'ren poel met bloeiend lisch,
Kalm liggen wachten op een schoon visioen.
Hoe klaagt de wind!...is dat geen doodenmis?
Ik kan niet droomen als ik plach te doen.
Wild spring ik op...neen, tusschen nu en toen
Ligt heel een oceaan van droefenis.
'k Wil niet verzinken in die zee van leed,
Waar 'k eens gelijk een duiker paerlen zocht
Voor wic van paerlen niet de waarde weet.
Zadel mijn paard nu voor een nieuwen tocht,
Reik mij de hand! vaarwel!...ik ben gereed.
Recht op nieuw leven heb ik duur gekocht.
I.
De rozengever Zomer heerscht alom,
Waar ik me ook wend betreed ik zijn gebied,
En mij, wie God de gave schonk van 't lied,
Slaat met zijn hoonlach hij de lippen stom.
O schoone koning Zomer, lach zoo niet!
Laat me u aanbidden in uw heiligdom,
Maar vraag niet zóo meedoogenloos waarom
Ik niet uw lof zing en uw pracht geniet.
Laat me in de schaduw van uw woudpalcis
Een wijle rusten van mijn levenslast,
Meer vraag ik niet, stel mij geen hooger eisch.
Duld me in uw woning als een vreemde gast,
Die zeer vermoeid is van een lange reis
En zwijgt of spreekt gelijk 't hemzelven past.
II.
Nu wil ik zoeken voor den zomernoen
Een koel groen woud, waar 't mos veerkrachtig is,
En, bij een donk'ren poel met bloeiend lisch,
Kalm liggen wachten op een schoon visioen.
Hoe klaagt de wind!...is dat geen doodenmis?
Ik kan niet droomen als ik plach te doen.
Wild spring ik op...neen, tusschen nu en toen
Ligt heel een oceaan van droefenis.
'k Wil niet verzinken in die zee van leed,
Waar 'k eens gelijk een duiker paerlen zocht
Voor wic van paerlen niet de waarde weet.
Zadel mijn paard nu voor een nieuwen tocht,
Reik mij de hand! vaarwel!...ik ben gereed.
Recht op nieuw leven heb ik duur gekocht.