29.07.2012, 15:00
Wij wandlen door de wereld als twee goden,
Ons hullend in een wolk van heerlijkheid.
Het menschenleven zien we als 't rijk der dooden,
Wij zijn alleen in 't land van zaligheid.
Als schimmen in den nevel zijn gevloden
De zwarte smarten, eens mij opgeleid.
Ik drink het licht, mij door uw blik geboden,
Mijn hart is krachtig, door uw hand geleid.
Maar lief, vergeet niet: kindren van deze aarde,
Geen goden zijn we en weet wat ik al wist:
Dat overmoed steeds wraak der goden baarde.
Twee kindren zijn wij, dwalende in den mist,
Vol blij vertrouwen - 't mensch-zijn ook heeft waarde!
U zie 'k alleen: al 't andre is uitgewischt.
Ons hullend in een wolk van heerlijkheid.
Het menschenleven zien we als 't rijk der dooden,
Wij zijn alleen in 't land van zaligheid.
Als schimmen in den nevel zijn gevloden
De zwarte smarten, eens mij opgeleid.
Ik drink het licht, mij door uw blik geboden,
Mijn hart is krachtig, door uw hand geleid.
Maar lief, vergeet niet: kindren van deze aarde,
Geen goden zijn we en weet wat ik al wist:
Dat overmoed steeds wraak der goden baarde.
Twee kindren zijn wij, dwalende in den mist,
Vol blij vertrouwen - 't mensch-zijn ook heeft waarde!
U zie 'k alleen: al 't andre is uitgewischt.