29.07.2012, 15:21
.
O de angst van elke omhelzing! Klem mij vaster,
Dat ik niet glijde in 't grafzwart uit uw armen!
Ik gruw van 't grondloos Niet... O God! nu laster
'k Wellicht Uw liefde, maar waar bloeit erbarmen?
Ik weet al waar ik slapen zal; nog wast er
Mijn wilg niet en mijn rozenbed. Wij armen,
Wij lachen luid, waar bidden waar gepaster,
Verkleumde kindren, die elkander warmen.
O zingend gaan door 't zwarte woud van 't Leven,
Tot al wat sluipt in duister moet verzwinden,
En door den mist wij 't eeuwig licht zien beven!
O God! wie God zoekt, zal die God niet vinden?
Zult Ge in Uw hemelhuis geen woning geven
Aan wie U loofden, wijl zij Schoonheid minden?
O de angst van elke omhelzing! Klem mij vaster,
Dat ik niet glijde in 't grafzwart uit uw armen!
Ik gruw van 't grondloos Niet... O God! nu laster
'k Wellicht Uw liefde, maar waar bloeit erbarmen?
Ik weet al waar ik slapen zal; nog wast er
Mijn wilg niet en mijn rozenbed. Wij armen,
Wij lachen luid, waar bidden waar gepaster,
Verkleumde kindren, die elkander warmen.
O zingend gaan door 't zwarte woud van 't Leven,
Tot al wat sluipt in duister moet verzwinden,
En door den mist wij 't eeuwig licht zien beven!
O God! wie God zoekt, zal die God niet vinden?
Zult Ge in Uw hemelhuis geen woning geven
Aan wie U loofden, wijl zij Schoonheid minden?