30.07.2012, 16:25
.
Wit-zwarte grachtenboomen, kool en krijt,
In doezelbad van melkigblanken mist.
Geglim van keien glanzig rijpvernist.
Inktzwart vierkant in dofgrauw ijs, een bijt.
Op draad van telefoon, een vogelrist
Aan 't even rusten; en door 't week gespreid
Nevelengaas het huizenrood herleid
Tot wazig bloemrood, als door schilderlist.
Grijsgroen, het gras der tuintjes poppigklein,
Van huis áf hellend naar den waterkant,
Geelbruin, hun struiken, dor in doodenschijn.
Zon, maak nu goudwaas van den nevel! brand
De winterstraat met purpren vlammenpijn,
En schenk uw schoonheid aan mijn prozaland!
Wit-zwarte grachtenboomen, kool en krijt,
In doezelbad van melkigblanken mist.
Geglim van keien glanzig rijpvernist.
Inktzwart vierkant in dofgrauw ijs, een bijt.
Op draad van telefoon, een vogelrist
Aan 't even rusten; en door 't week gespreid
Nevelengaas het huizenrood herleid
Tot wazig bloemrood, als door schilderlist.
Grijsgroen, het gras der tuintjes poppigklein,
Van huis áf hellend naar den waterkant,
Geelbruin, hun struiken, dor in doodenschijn.
Zon, maak nu goudwaas van den nevel! brand
De winterstraat met purpren vlammenpijn,
En schenk uw schoonheid aan mijn prozaland!