30.07.2012, 16:33
Gekerkerd.
I.
Mysterietempel waar mijn Ziel in troont!
Mysteriekerker waar mijn Ziel in rouwt,
Zoo klemmend-eng uit teeder vleesch gebouwd
Dat elk bewegen haar met lijden loont!
Wee u die 't strevend Ik gevangen houdt,
Heel 't leven lang en holen bergt waar woont
Giftig gebroed van slang en draak en hoont
Mijn angst een leeuw, getemd doch nooit vertrouwd.
O trotsche kerkertempel zonder poort,
Eens stort ge in puin .... o duizend hamers al
Heeft duidlijk-fel mijn luistrend oor gehoord.
O duizlend juichen om haar kerkerval
Zal dan mijn Ziel, door 't eeuwig blauw bekoord,
Zondronken leeuwrik, vrij in Gods Heelal.
II.
Doch stort inéén met doffen donderslag
De kerker, traag gesloopt door 't álverniel
Van krankte en weedom, God, als dan mijn Ziel
Diep onder klettrend puin verpletterd lag!
O verre God, voor wien ik nimmer kniel,
Wijl 't schepsel niet uw wet vermurwen mag,
Zal zalig zijn in uw genadelach
De lichte Ziel waar zóoveel zwaarte op viel?
Troont zelfgeschapen door mijn overmoed,
Mijn Ziel op 't altaar van mijn hoogmoedswaan,
Arm afgodsbeeld dat, vallend, breken moet?
Is dát Gods waarheid, hoe draag ik voortaan
't Vernederd leven als menschwaardig goed?
God, spreek één woord: God, zal mijn Ziel vergaan?
I.
Mysterietempel waar mijn Ziel in troont!
Mysteriekerker waar mijn Ziel in rouwt,
Zoo klemmend-eng uit teeder vleesch gebouwd
Dat elk bewegen haar met lijden loont!
Wee u die 't strevend Ik gevangen houdt,
Heel 't leven lang en holen bergt waar woont
Giftig gebroed van slang en draak en hoont
Mijn angst een leeuw, getemd doch nooit vertrouwd.
O trotsche kerkertempel zonder poort,
Eens stort ge in puin .... o duizend hamers al
Heeft duidlijk-fel mijn luistrend oor gehoord.
O duizlend juichen om haar kerkerval
Zal dan mijn Ziel, door 't eeuwig blauw bekoord,
Zondronken leeuwrik, vrij in Gods Heelal.
II.
Doch stort inéén met doffen donderslag
De kerker, traag gesloopt door 't álverniel
Van krankte en weedom, God, als dan mijn Ziel
Diep onder klettrend puin verpletterd lag!
O verre God, voor wien ik nimmer kniel,
Wijl 't schepsel niet uw wet vermurwen mag,
Zal zalig zijn in uw genadelach
De lichte Ziel waar zóoveel zwaarte op viel?
Troont zelfgeschapen door mijn overmoed,
Mijn Ziel op 't altaar van mijn hoogmoedswaan,
Arm afgodsbeeld dat, vallend, breken moet?
Is dát Gods waarheid, hoe draag ik voortaan
't Vernederd leven als menschwaardig goed?
God, spreek één woord: God, zal mijn Ziel vergaan?