31.07.2012, 16:02
.
O bleeke Dood! gij wandelde' aan mijn zij,
Tot ik uw adem, die mij kil doorvloot
Als winterwind, beklemd en bang, ontvlood
In de armen warm van haar die kwam tot mij,
Liefde - en ik borg, als 't kopje in moeders schoot,
Een kind verschrikt door spoken, in haar blij
Roosroode kleed mijn aanschijn. - ‘O bevrij
Mij, Liefde!’ riep ik, ‘red mij van den Dood!’
Zij nam mijn hand en sprak: ‘Zie mij alleen!’
Toen werd ik blind. Als de engel Rafaël,
Geleidde zij naar Levens doel mij heen.
Zij moordde 't monster in de zilte wel,
Zalfde mij ziende ... en 'k zag - niet Liefde alleen,
Maar weder Dood, mijn bleeken metgezel.
O bleeke Dood! gij wandelde' aan mijn zij,
Tot ik uw adem, die mij kil doorvloot
Als winterwind, beklemd en bang, ontvlood
In de armen warm van haar die kwam tot mij,
Liefde - en ik borg, als 't kopje in moeders schoot,
Een kind verschrikt door spoken, in haar blij
Roosroode kleed mijn aanschijn. - ‘O bevrij
Mij, Liefde!’ riep ik, ‘red mij van den Dood!’
Zij nam mijn hand en sprak: ‘Zie mij alleen!’
Toen werd ik blind. Als de engel Rafaël,
Geleidde zij naar Levens doel mij heen.
Zij moordde 't monster in de zilte wel,
Zalfde mij ziende ... en 'k zag - niet Liefde alleen,
Maar weder Dood, mijn bleeken metgezel.