31.07.2012, 19:26
.
Blij spreidt de Meiehemel, als een Gode-
Belofte van extase aan elk geloover,
Zijn goud-doorbeefden blauwen mantel over
Het golvend bosch, waar blaadren, blonde en roode,
Als bloemen, tooien mooi jong eikenloover;
En wervlend zwerft, gewiekte zonnebode,
Een geel kapelletje en zijn jubelode
Zingt luid de nachtegaal, die lentelover.
Hoog op den heuvel lig ik, koel bedolven
In blauwe schaûw van dennenbosch.... O weelde
Van lichtdoorvloten rood en goud! o golven
Van de eigen eikloofzee, waar droomde en speelde
Mijn jeugd! vervreemd, die me éenmaal waart zoo teeder,
Hervind ik u, neem' in genâ mij weder!
Blij spreidt de Meiehemel, als een Gode-
Belofte van extase aan elk geloover,
Zijn goud-doorbeefden blauwen mantel over
Het golvend bosch, waar blaadren, blonde en roode,
Als bloemen, tooien mooi jong eikenloover;
En wervlend zwerft, gewiekte zonnebode,
Een geel kapelletje en zijn jubelode
Zingt luid de nachtegaal, die lentelover.
Hoog op den heuvel lig ik, koel bedolven
In blauwe schaûw van dennenbosch.... O weelde
Van lichtdoorvloten rood en goud! o golven
Van de eigen eikloofzee, waar droomde en speelde
Mijn jeugd! vervreemd, die me éenmaal waart zoo teeder,
Hervind ik u, neem' in genâ mij weder!