01.08.2012, 09:02
.
Gelijk een jonkvrouw door een boozen voogd
Zich voelend bang gevangen en bespied,
Wen 't roze'-omklommen tuinpoortje openliet
Een meisje - uit meelij - blij te vlieden poogt
Naar 't blanke huis, waar goudig blinken ziet
Ze al 't lichte venster, dat haar welkom-oogt,
Waar liefde wacht, die al haar tranen droogt
En hoop haar inzingt met een troostelied; -
Zoo glij ik, ijlende in de schemering,
Door de enge poort van godsverlangen heen,
Ver van het Leven, dat me omkerk'rend ving,
Naar 't huis van Droom, waar 'k heel mijn weemoed ween,
Waar 'k, éven blij, in vrede en vrijheid zing.....
Dan keer ik weder, bevende en alleen.
Gelijk een jonkvrouw door een boozen voogd
Zich voelend bang gevangen en bespied,
Wen 't roze'-omklommen tuinpoortje openliet
Een meisje - uit meelij - blij te vlieden poogt
Naar 't blanke huis, waar goudig blinken ziet
Ze al 't lichte venster, dat haar welkom-oogt,
Waar liefde wacht, die al haar tranen droogt
En hoop haar inzingt met een troostelied; -
Zoo glij ik, ijlende in de schemering,
Door de enge poort van godsverlangen heen,
Ver van het Leven, dat me omkerk'rend ving,
Naar 't huis van Droom, waar 'k heel mijn weemoed ween,
Waar 'k, éven blij, in vrede en vrijheid zing.....
Dan keer ik weder, bevende en alleen.