02.08.2012, 17:56
.
Zoo zilvren kwam de zon door bevend loover spelen,
Door ijl verwelkend herrefstloof, toen hoop verdween, -
En huivrende, uit hun schuilhoek haal ik, éen voor éen,
De kleêrtjes, wit weleer, die nu al lang vergelen.
Schat groeiende in mijn schoot gelijk een edelsteen
In donkere aard! gekooide vogel, op wiens kweelen
Ik wachtte! blanke vrucht van liefde's boom! - verhelen
Voor eeuwig bleef mysterie 't kind waar ik om ween.
Hoe licht zijn ze in mijn hand, die neveldunne kleêrtjes,
Als bleeke bloesem van mijn droeven levensboom,
Die zonder vrucht bleef! - en ik streel ze droomend teertjes.
Hoe voelt mijn hand zoo moe, hoe klopt mijn hart zoo loom,
Hoe weegt, van tranen zwaar, die, licht als engelveertjes,
Tooi van 't beloofde kind, dat leefde alleen in droom!
Zoo zilvren kwam de zon door bevend loover spelen,
Door ijl verwelkend herrefstloof, toen hoop verdween, -
En huivrende, uit hun schuilhoek haal ik, éen voor éen,
De kleêrtjes, wit weleer, die nu al lang vergelen.
Schat groeiende in mijn schoot gelijk een edelsteen
In donkere aard! gekooide vogel, op wiens kweelen
Ik wachtte! blanke vrucht van liefde's boom! - verhelen
Voor eeuwig bleef mysterie 't kind waar ik om ween.
Hoe licht zijn ze in mijn hand, die neveldunne kleêrtjes,
Als bleeke bloesem van mijn droeven levensboom,
Die zonder vrucht bleef! - en ik streel ze droomend teertjes.
Hoe voelt mijn hand zoo moe, hoe klopt mijn hart zoo loom,
Hoe weegt, van tranen zwaar, die, licht als engelveertjes,
Tooi van 't beloofde kind, dat leefde alleen in droom!