02.08.2012, 18:01
Zoet fluit een merel, droef roekoeën duiven
En verre venters roepen: - ‘Versche aardbeien!’
De zoele wind beweegt seringenmeien
En laat hun schaduw op den muur verschuiven.
De boterbloemen vonklen in de weien,
De blauwe zee laat blanke branding kruiven
En 't koele bosch doet groene vanen wuiven
Aan elken boom. - Nu wilde ik luid wel schreien.
Mijn oogen, moe van naar Verleên te turen,
Door zware lagen van gestorven dagen,
Verblindt het blank van bloesem op d'azuren
Doorzonden hemel. - Door mijn tooverlagen
Herleefden even lang-voorbijë uren,
Die, nevelbleek, in nevel weer vervagen.
En verre venters roepen: - ‘Versche aardbeien!’
De zoele wind beweegt seringenmeien
En laat hun schaduw op den muur verschuiven.
De boterbloemen vonklen in de weien,
De blauwe zee laat blanke branding kruiven
En 't koele bosch doet groene vanen wuiven
Aan elken boom. - Nu wilde ik luid wel schreien.
Mijn oogen, moe van naar Verleên te turen,
Door zware lagen van gestorven dagen,
Verblindt het blank van bloesem op d'azuren
Doorzonden hemel. - Door mijn tooverlagen
Herleefden even lang-voorbijë uren,
Die, nevelbleek, in nevel weer vervagen.