02.08.2012, 18:03
Vermijd de plek waar leed u sloeg, waar weenend dolen
Veel bleeke schimmen rond, die de ijle handen wringen
En grijpen vast uw kleed, met week en fleemend dringen
En beedlen: - ‘Geef ons weer de weelde, ruw ontstolen!’
Doch schrikklijkst wen ze, in engen tooverkring, u dwingen,
Bij teedre melodie van fluiten en violen,
Verholen in aroom van rozen en violen
En suizlend lenteloof, hun weeklacht mee te zingen.
Zij zoenen droeve en zoet uw lippen, lang omvangen
Zij u in smartelijke omhelzing, zoele regen
Van tranen van verleên bevocht uw witte wangen.
Dan rukt ge u eindlijk zwijmlend los en voelt hun zegen
Veranderd in een vloek en aan uw wimpers hangen
Tranen onstelpbaar, die verdonkren àl uw wegen.
Veel bleeke schimmen rond, die de ijle handen wringen
En grijpen vast uw kleed, met week en fleemend dringen
En beedlen: - ‘Geef ons weer de weelde, ruw ontstolen!’
Doch schrikklijkst wen ze, in engen tooverkring, u dwingen,
Bij teedre melodie van fluiten en violen,
Verholen in aroom van rozen en violen
En suizlend lenteloof, hun weeklacht mee te zingen.
Zij zoenen droeve en zoet uw lippen, lang omvangen
Zij u in smartelijke omhelzing, zoele regen
Van tranen van verleên bevocht uw witte wangen.
Dan rukt ge u eindlijk zwijmlend los en voelt hun zegen
Veranderd in een vloek en aan uw wimpers hangen
Tranen onstelpbaar, die verdonkren àl uw wegen.