03.08.2012, 15:11
.
Gelijk, bij nacht, een eenzaam wandelaar
De hoog-geheimvol-blanke schoonheid looft
Van ver een ster, op zijn geheven hoofd
Voelt hij Gods liefdezegen wonderbaar;
En, blij gesterkt door wat hij waar gelooft,
Voelt hij zijn moeheid wegen minder zwaar,
En zingt, niet wetend dat die afglans klaar
Komt van een ster, al honderd jaar gedoofd.
Zoo toog ik, zingend, langs mijn donker pad,
Getroost door 't glanzen van uw liefde-trouw,
Mijn late ster en de éen'ge, die ik had,
Mijn troost, mijn vreugd, na bange reis vol rouw,
Niet droomend dat de ster, die 'k vroom aanbad,
Dreef als een doode in 't zwartend nachte-blauw.
Gelijk, bij nacht, een eenzaam wandelaar
De hoog-geheimvol-blanke schoonheid looft
Van ver een ster, op zijn geheven hoofd
Voelt hij Gods liefdezegen wonderbaar;
En, blij gesterkt door wat hij waar gelooft,
Voelt hij zijn moeheid wegen minder zwaar,
En zingt, niet wetend dat die afglans klaar
Komt van een ster, al honderd jaar gedoofd.
Zoo toog ik, zingend, langs mijn donker pad,
Getroost door 't glanzen van uw liefde-trouw,
Mijn late ster en de éen'ge, die ik had,
Mijn troost, mijn vreugd, na bange reis vol rouw,
Niet droomend dat de ster, die 'k vroom aanbad,
Dreef als een doode in 't zwartend nachte-blauw.