Themabewertung:
  • 0 Bewertung(en) - 0 im Durchschnitt
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Schoonheid (2)
#1
.
1.

De kunstenaar, die beeldhouwt een godin,

Leent de eigen ziel aan 't welbekend model

En drenkt haar héel in eigen schoonheidswel

En drinkt, bezaligd. haar bekoring in,

Aleer hij schept. - En dan vergeet hij wel

Dat deze vrouw, ontsluierd voor gewin,

Niet is de godheid, heerschend over min.

Hij leeft extatisch, in verbeelding-spel.



't Model herkent gelaat en leden noô

En vraagt verwonderd: - ‘Meester, hoe? ben ik

Deze eedle Venus?’ En zij lacht wel vroô.



En plots doortintelt haar met blijden schrik

Een ijdle waan: - ‘Zag mij de meester zoo,

Hij liefde mij, zij 't voor éen oogenblik’.
[p. 125]
2.

Doch wen de huurling, wie hij gaf haar loon,

Hem langer niet bedwelmt met schoonen waan,

Voelt hij, vervreemd, verwondering hem slaan

Dat déze vrouw kon wekken 't godeschoon

Der droomen sluimrende in zijn ziel. Vergaan

Is haar bekoring, aardsch nu en gewoon

Lijkt hem dat wezen, met een lach van hoon

Ziet hij die vrouw bij de eedle Venus staan.



Zoo wekt éen oogopslag, éen enkel woord

De liefde van den Dichter: hij vergat

Dat reine schoonheid, die hem blij bekoort,

Is de openbaring van zijn zieleschat,

Dat niet zijn lief de schoonheid toebehoort,

Doch dat hij zelf haar leent wat hij bezat.
Zitieren


Gehe zu:


Benutzer, die gerade dieses Thema anschauen: 1 Gast/Gäste
Forenfarbe auswählen: