Meestersche van mijn hert, die door u soete stralen
En t'vriendelijc ghelach, van uvven roosen mont,
Mijn edel vry ghemoet alleen vervvinnen condt.
O oorsaeck van mijn vreucht, o oorsaeck van mijn qualen,
Meesterse die mijn hert comt uyt mijn lichaem halen,
Dat nu van uvve oogh, so vlammich is ghevvont,
En dat ghy oock alleen, cont maken vveer gesont.
Wanneer dat u gesicht medogent mach op dalen,
Ontfangt dees droeve clacht, die u van gantz gemoet
Vvtbarstende door smart u arme dienaer doet.
Die u voor desen tijt zijn Roosen mont sal noemen
In dien hem maer de jonst geschiet van desen dagh,
Dat hy zijn Roosenmont, met recht u heten mach,
En sich van huyden aen, u arme dienaer roemen.
En t'vriendelijc ghelach, van uvven roosen mont,
Mijn edel vry ghemoet alleen vervvinnen condt.
O oorsaeck van mijn vreucht, o oorsaeck van mijn qualen,
Meesterse die mijn hert comt uyt mijn lichaem halen,
Dat nu van uvve oogh, so vlammich is ghevvont,
En dat ghy oock alleen, cont maken vveer gesont.
Wanneer dat u gesicht medogent mach op dalen,
Ontfangt dees droeve clacht, die u van gantz gemoet
Vvtbarstende door smart u arme dienaer doet.
Die u voor desen tijt zijn Roosen mont sal noemen
In dien hem maer de jonst geschiet van desen dagh,
Dat hy zijn Roosenmont, met recht u heten mach,
En sich van huyden aen, u arme dienaer roemen.