Ick sie u fier gelaet, u vvelgevoechde leden,
V lipkens als Corael, u blancke caexkens net,
Die met een ronden bloos int midden zijn beset,
V hupsen braven tret, en u beminde seden.
Dit schijnt te zijn den loon van t'geen ic heb geleden,
Daer mijn ellendigh oogh mach sien noch altemael
V lipkens se'en, ghelaet, u kaecxkens en u tret
Dat pleegh te zijn het hooft van alle mijn gebeden.
Dit laes, dit is mijn vveer een over groote pijn,
Dat beyd mijn oogen mijn, al veel te vveynich zijn
Om op het minste lit, te deghen vvel te letten.
Dies sorgh ic, dat ic noyt te recht aenschouvven sal
Ghelijck en overhoop u schoonheyt heel en al,
Al cost ick al mijn lijf, met oogen heel besetten.
V lipkens als Corael, u blancke caexkens net,
Die met een ronden bloos int midden zijn beset,
V hupsen braven tret, en u beminde seden.
Dit schijnt te zijn den loon van t'geen ic heb geleden,
Daer mijn ellendigh oogh mach sien noch altemael
V lipkens se'en, ghelaet, u kaecxkens en u tret
Dat pleegh te zijn het hooft van alle mijn gebeden.
Dit laes, dit is mijn vveer een over groote pijn,
Dat beyd mijn oogen mijn, al veel te vveynich zijn
Om op het minste lit, te deghen vvel te letten.
Dies sorgh ic, dat ic noyt te recht aenschouvven sal
Ghelijck en overhoop u schoonheyt heel en al,
Al cost ick al mijn lijf, met oogen heel besetten.