14.08.2012, 17:22
Aart van der Leeuw
1876 - 1931 Niederlande
Maar gij keert weer, reeds zweeft toekomstig leven
Op dons en vleugel naar de rullë aarde,
Vroom-stille rust van damp-omdroomde dreven
Geeft doffe plof van 't ooft een inn'ger waarde;
O gij keert weer, de zwaluw die daar paarde,
In goed betrouwe' ons grof bewegen neven,
Is heen, toch bleef haar nest den muur bekleven,
Dat wij tot wederkomst die wieg bewaarden.
Dan doet de wereld speelscher jonkheid groenen,
Wij liggen neder, in een roes de regen
Te drinken van haar rozen, zon en zoenen,
Tot gij September zwaar den dubb'len zegen,
Gerijpten ernst en blauwe trosfestoenen,
Op dorre ziel en dorste tong laat wegen.
1876 - 1931 Niederlande
Maar gij keert weer, reeds zweeft toekomstig leven
Op dons en vleugel naar de rullë aarde,
Vroom-stille rust van damp-omdroomde dreven
Geeft doffe plof van 't ooft een inn'ger waarde;
O gij keert weer, de zwaluw die daar paarde,
In goed betrouwe' ons grof bewegen neven,
Is heen, toch bleef haar nest den muur bekleven,
Dat wij tot wederkomst die wieg bewaarden.
Dan doet de wereld speelscher jonkheid groenen,
Wij liggen neder, in een roes de regen
Te drinken van haar rozen, zon en zoenen,
Tot gij September zwaar den dubb'len zegen,
Gerijpten ernst en blauwe trosfestoenen,
Op dorre ziel en dorste tong laat wegen.